De lichaamsgerichte psychotherapie is ontwikkeld in de vorige eeuw en krijgt in de afgelopen jaren steeds meer erkenning. Wilhelm Reich (1897-1957) en Alexander Lowen (1910-2008) – de grondleggers van de lichaamsgerichte psychotherapie – kwamen er achter dat specifieke spierspanningen vaak voorkwamen bij specifieke emotionele blokkades en levensthema’s, en ontwikkelden manieren om die spanningen zichtbaar te maken en de blokkades vrij te maken.
Onze emoties ervaren we met ons hele lichaam. Dit is vooral goed te zien bij baby’s; wanneer zij lachen of huilen doen zij dit met hun hele lijf. Gedurende ons leven kan het gebeuren dat dit voluit somatisch voelen in meer of mindere mate ingeperkt raakt; om minder pijn te hoeven voelen, bouwen we soms (vrij letterlijk) een pantser op – spierspanningen waarmee we ons gevoel en ons handelen inperken – met als bedoeling zo min mogelijk pijn te ervaren.
Bijvoorbeeld: wanneer een kind huilt en de ouders of verzorgers hierop afwijzend reageren – boos worden, of bij het kind weggaan – zal het kind, om de relatie te behouden, op een gegeven moment het huilen gaan onderdrukken. Hij zal zijn keel op slot zetten om het snikken tegen te gaan, en zijn oogspieren aanspannen om de tranen binnen te houden.
Normaal gesproken verdwijnt de spanning op het moment dat de oorzaak ervan verdwijnt of er uiting wordt gegeven aan de emotionele ervaring. In sommige gevallen blijft de bron van de spanning bestaan, en blijft de spiercontractie daarmee nodig. Terwijl deze pantsering in eerste instantie een beschermende werking had en ons heeft geholpen zo goed mogelijk te reageren op de omstandigheden, zorgen deze chronische spierspanningen er ook voor dat we emotioneel en energetisch “afstompen” en last kunnen krijgen van een verminderde levensenergie of andere klachten.
Meer recentelijk hebben de bevindingen van onder andere Peter Levine (Somatic Experiencing), Bessel van der Kolk, Gabor Maté, Deb Dana en Stephen Porges (Polyvagaal Theorie) laten zien zien hoe traumatische ervaringen opgeslagen worden in ons lijf en invloed hebben op de vorming en werking van ons fysiologische overlevingssysteem: hoe ons autonome zenuwstelsel de fight, flight, freeze, en fawn reacties aanstuurt, hoe dit systeem gevormd wordt door onze ervaringen, en hoe dit onze beleving van (on)veiligheid in het hier en nu beïnvloed, vaak nog vóórdat we ons hier cognitief bewust van zijn.
Ons autonome zenuwstelsel is er voortdurend op gericht ons in veiligheid te brengen; we scannen (onbewust) continu onze omgeving voor signalen voor (on)veiligheid. (Herhaaldelijke) traumatische ervaringen zorgen ervoor dat ons lichaam in een verhoogde staat van alertheid en stress (hyper-arousel) of verlamming (hypo-arousel) komt. Ons zenuwstelsel werkt grotendeels buiten ons bewustzijn. Dit maakt dat wat ons hoofd ons verteld, niet altijd overeen komt met wat ons lijf zegt. Beide systemen leren op hun eigen manier en hun eigen tempo.